Tuindorp Stoempers

arrow-left

Hommage aan Tim Krabbé

Het is een goed gebruik binnen de Stoempers om in de zomer een cyclo te rijden in Frankrijk of Italië. Na de Trois Ballons, drie keer de Marmotte en twee maal de Maratonna werd in de winter 2003-2004 het nieuwe doel bepaald.

30 Juni 2004

Gevolg van die grote cyclo’s is dat een deel van de Stoempers zich daar op voorbereidt en het daarmee voor een ander deel ten koste gaat van het sportieve toeren. Het sportieve toeren ontaardt dan wel eens in zeer sportief toeren en dan wordt er weer afgehaakt door een ander deel.

Daarom het voorstel van onder andere Mark om 2004 in het licht van de ronde van Tim Krabbé te zetten. De ronde zoals beschreven in De Renner, geeft voldoende te klimmen, is een sportieve uitdaging en in het voorseizoen houden we de groep wat meer bij elkaar.

Uiteindelijk gaan we met 9 man naar De Cevennen (Jaap van de Mei en Coja Jansen, Mark van Oorschot, Dick Mastbergen, Coen Schilderman, Pieter Berger, Frank Bles, Marcel Gerards en Frans Moltzer). Het doel was Meyrueis, de plaats waar de wedstrijd die in De Renner beschreven wordt start, door heen komt, en weer eindigt.

Na wat bellen en mailen met het plaatselijk VVV vinden we een prachtige boerderij op de Causse Noir net buiten Veyreau, tussen Le Rozier en Meyrueis. De Causse Noir is één van de Cevenolse hoogvlaktes die onder andere doorsneden worden door de Gorges van de Tarn, de Treves, en de Jonte. De klimmen tussen de rivieroever en de hoogvlakten zijn 6 tot 7 kilometer lang met, door de aard van de Gorges vaak stevige percentages. Lang en steil genoeg om je op uit te leven en kort genoeg om boven aangekomen niet al te lang op elkaar te hoeven wachten. De hoogvlaktes zelf zijn gloeiend, in ieder geval niet echt vlak. Voor sommigen bekend terrein. Dick had er de nodige wandelmeters liggen, Frans, Marcel en Mark wat fietskilometers in het meer of minder recente verleden en Pieter wat licht vergane jeugdherinneringen. Coja, Jaap en Frank rijden op zaterdag de 1100 kilometer van Utrecht naar Veyreau en de anderen volgen op zondag.

Zondag 19 juni, de eerste verkenning

Jaap en Frank hebben een stukje verkend. Van Veyreau naar Meyrueis, terug via de Jonte en de klim omhoog vanaf de Jonte vanaf La Caze. Die laatste klim is een zeer smal weggetje waar twee auto’s elkaar nauwelijks kunnen passeren. Diezelfde avond is deze weg, voor de “zondagsrijders” omhoog het laatste stukje naar de boerderij. Het is in ieder geval vanuit de auto een enerverende klim. Bovenaan scheren de eerste gieren op enkele 2 meters langs de auto. Later zullen we deze klim nog twee keer tegen komen, een keer naar beneden en een keer omhoog.

Maandag 20 juni, het wordt de groene route

Het plan is om via Peyreleau/Le Rozier de Tarn langs te rijden, in Les Vignes naar Point Sublime en vervolgens weer bij la Malène naar beneden, de Tarn verder af via Ste Enemie naar Florac, de Tarnon langs naar Col de Pejuret, afdalen naar Meyrueis en terug naar onze basis Veyreau.

De ochtend is heerlijk fris, net geen mouwtjes nodig. Het zal snel warmer worden. De afdaling naar Peyreleau/Le Rozier is fenomenaal. Coen ontpopt zich als een duivelse daler en zal dat de rest van de week blijven doen. De Tarn is in de zomer zeer druk, nu worden we over de 10 kilometer langs de Tarn slechts door twee auto’s ingehaald, een verademing. Bij Les Vignes is het stijgen naar het Point Sublime. Het is ieder voor zich. Pieter heeft in verband met zijn huwelijk een paar weken de pedalen niet gezien en moet dat nog wat bekopen. De rest van de week blijkt dat hij zich snel “herpakt”. Na de klim vanuit het dal van de Tarn verzamelen we ons bij Point Sublime en de koffie. Als ik arriveer is Marcel “kwijt”. Hij was mij ruim voor en ik heb hem onderweg ook niet gezien. Naar beneden gestort? Prooi voor de gieren? Dat lijkt onwaarschijnlijk als je alleen maar klimt. De spanning stijgt. Na een kleine tien minuten komt hij aan. In zijn enthousiasme dacht hij dat Point Sublime verder op de hoogvlakte lag in plaats van een plekje op de rand van de kloof met schitterend (subliem) uitzicht op de Tarn.

De klim was niet makkelijk. Pas het laatste stukje is vlak. Voor Dick voldoende tijd om de volgende beschouwing te houden:

Ik heb een poging gedaan de nodige trainingskilometers te maken. Zelfs een trainingsweekend in de Ardennen (Wanne!) ingepland, want dat is toch wat anders dan tegen de wind over de Lekdijk of door de polder. Knagende vraag bleef wel of een 25 wel voldoende zou zijn; nou ja Tim deed het met 43-20, dus dat moest wel kunnen. 10 kg gewichtsbesparing was niet helemaal gelukt; vooruit dan kon er ook nog wel een camera, telefoon, kaart en lunchpakket in het voortasje mee.

De klim naar Pointe Sublime als start is lang, wat maalt er dan wel niet door je hoofd. Het leven trekt aan je voorbij. Hartslag mocht niet boven de 160 komen zeiden de deskundigen onder ons, maar hoe kom je anders boven? Het bewustzijn vernauwt zich. Minutenlang was ik gebiologeerd door de 4 kabels aan mijn stuur waarvan er slechts 2 in mijn rem-annex versnellingshandles uitkwamen en de andere 2 op mirakuleuze wijze bleken te zijn verdwenen. Zo zwaar kan een klim zijn.

Na de afdeling naar La Malène (snel en steil) langs de Tarn naar St Enemie voor een lichte lunch. Ter plaatse besluiten we om toch maar over de Causse Mejean via de Col de Coperlac en La Borie naar Meyrueis te gaan. Op de hoogvlakte zien we de enorme oppervlakte die in 2003 aangetast is door de bosbranden. Vanuit Meyrueis weer omhoog en via de D 39 naar Veyreau waar we na 112 kilometer vinden dat we wel een biertje verdiend hebben. Op de laatste kilometers leeft de kopgroep zich flink uit. Dick en Frans sluiten de rij.

‘s Avonds: na een niet heel eenvoudige maar zeer voedzame maaltijd onder deskundige begeleiding het EK voetbal gezien (en alle avonden daarop ook).

Dinsdag 21 juni, de rode route wordt gereden

Opnieuw een prachtige dag. Het voordeel van de Cevennen in dit jaargetijde is dat het weer mooi is (21 tot 26 graden, droog) en dat je nog geen last hebt van het toeristenseizoen.

Vanaf Veyreau naar Meyrueis. Vanaf daar de klim naar de Roquedols. We volgen de weg naar Abîme de Bramabiau (deze onderaardse rivier wordt woensdag bezocht).

In Camprieu slaat de twijfel toe, kort naar Trèves (langs de Trevezel), waar we met Coja afgesproken hebben om te gaan lunchen, of toch maar via de D710. Mark kent de omgeving op zijn duimpje en geeft aan dat de geplande weg absoluut mooier is. Vergelijken kan ik niet, maar dat hij mooi is blijkt als we besluiten het advies te volgen. Na het rustige bos tot de Abîme is het nu zeer geleidelijk klimmen tot de Col de la Pierre de Plantée op 828 meter. De afdaling naar Trèves is smal en spectaculair naar 560 meter, vooral door de toch wat smalle weg. Coen bewijst weer zijn daalkunde (nadat hij op de laatste klim door een waarachtige hongerklop was gekweld en geheel tegen 5 de gewoonte wat achterop reed). In Trèves bezetten we de lokale auberge, er zijn geen andere gasten. De gastheer en gastvrouw, zelf aan de lunch, maken zich daarvan los en zetten een voortreffelijk lunch voor ons klaar met quiches, salades en voor de echte liefhebbers een heerlijke rosé. Het is moeilijk afscheid nemen (of eigenlijk weer beginnen) en de beentjes zijn in het begin wat stijf als we doorrijden via Cantobre (langs de Trevezel met huizen prachtig op rotsranden gedrapeerd) en verder het dal van de Dourbie volgen. We hebben windje mee en het tempo gaat weer lekker omhoog tot La Rogue Ste Marquerite. Mark leidt ons het smalle weggetje op en het wordt weer een kleine drie kwartier stevig klimmen naar de hoogvlakte. Dan verder via de D29 en Vessac naar Veyreau, waar het bier weer goed smaakt.

Woensdag, dagje om bij te komen

Besloten is om donderdag de ronde van Tim Krabbé te rijden. Woensdag wordt gebruikt om wat bij te komen. ’s Morgens gaan we met enkelen naar de Jonte om de gieren te bekijken. Aan de Jonte zijn jaren geleden enkele vale gieren geïmporteerd uit de Pyreneeën. Inmiddels is dat een behoorlijke kolonie die zich gestaag uitbreidt. Het bezoekerscentrum geeft voorlichting over deze aaseters. We kijken door telescopen naar gieren op de rotswand. Met op afstand bediende camera’s, waarvan de beelden op een groot scherm vertoond worden in het centrum laat de voorlichter ons enkele gieren life van zeer dichtbij bekijken en vertelt ons over de leefgewoonten en de zaken die deze vogelbeschermers bezighouden.

’s Middags een bezoekje aan de Abîme de Bramabiau, de onderaardse rivier. Natte grotten, maar buiten regende het ook dus... Op de terugweg met de auto alvast de route naar de Mont Aigoual verkend. Op de Mont Aigoual is het koud en mistig. De toren met de antennes is op 100 meter niet te zien als we de top weer verlaten.

’s Avonds zien we Duitsland verliezen en via tussenshots Nederland op gelukkige wijze de halve finale van het EK bereiken.

Donderdag, de ronde

We dalen direct af naar de Jonte (het weggetje dat we op de heenreis met de auto knap steil en smal vonden). Op de fiets blijkt het toch nog wel mee te vallen. Aan de Jonte verzamelen we ons (La Caze) en vertrekken richting Le Rozier. Het wegdek is perfect, het weer ook. Het eerste stukje gaat als vals plat tot Le Rozier. Daar naar Les Vignes. Ruim 5 kilometer klimmen naar de Cause Mejean. Tim Krabbé reed daar 43 x 18, ik ben blij met mijn tripel. Dick gaat steeds sterker rijden (of ik wat minder) ik moet in ieder geval steeds meer mijn best doen om hem voor te blijven.

Het is de klim waar Tim Krabbé de volgende zaken overdenkt in De Renner:

“Volgens mij is het zo dat je stuur naar voren gaat, en dat jij maar moet zien dat je het vast houdt. Daar moet je sterke armen voor hebben. Ik bezichtig mijn polsen die rechtuit voor me liggen als latten naar het stuur. Ze zijn zo bruin geworden, in de plooien bijna zwart. De haartjes liggen in natte banen naast elkaar in de rijrichting. Ik vind mijn polsen ontzettend mooi. Ik klim. Wat ik kan, kan geen dier: de ander zijn en mijzelf bewonderen.”

Als ik bijna boven ben zie ik wat gieren cirkelen, een mooi gezicht, maar ik ben nog niet van plan om voor dood te gaan liggen. Aan het eind van de klim verzamelen we om via de D16 en D 986 naar Meyruis af te dalen. In de laatste kilometers afdaling naar Meyrueis schiet op vijftig meter voor me een gier langs en landt vlak langs de weg. Dit exemplaar heeft het niet op mij gemunt maar op een kraai die van een hapje wordt beroofd. De voorlichter had het gezegd: gieren zijn behoorlijk schuw, aangevallen wordt je niet...

In Meyrueis melden we ons bij Coja en verzamelen op het terras voor de lunch, ongeveer ter hoogte waar De Renner finished.

Na de lunch de tweede helft, te beginnen met een mooie klim richting Lanuejols. De laatste kilometers dalen richting Trèves in de Gorges du Trevezel. Mooie vergezichten de Gorge in. Vanaf Trèves is het ongeveer 28 kilometer naar de top van de Mont Aigoual. Het stijgingspercentage is niet echt hoog maar het blijft wel klimmen. Dit is natuurlijk het punt waar enkelen het niet kunnen laten, er wordt gestreden om de eer. Dick en Frans besluiten wat toerend omhoog te gaan.

Over de strijd op de flanken van de Mont Aigual schrijft Mark:

De Mont Aigoual is eigenlijk mijn berg helemaal niet. En ben ik wel bereid om diep genoeg te gaan, als er niet minstens een diploma te halen valt? Wat is presteren eigenlijk bij fietsen? Is de voorste niet juist degene met het meeste talent, en degene daar net achter zit degene die het diepst gaat en dus het best tegen de pijn kan? Is fietsen wel een sociale aangelegenheid? Waarom zoek ik dan toch een club en waarom was het toch een heel gezellige week ?

Na de Eddy Merkx, waar ik heel tevreden vandaan kwam, had ik geen echt doel meer voor ogen met de Cevennen week. Ja, wel lekker fietsen en ontspannen, maar geen prestatie in een cyclo. Om toch wat spanning aan te brengen hebben we natuurlijk wel om het hardst de Mont Aigoual beklommen. In de 30 kilometer van Treves naar het Meteo-station bovenop werd er niet meer gerust. In een hoog tempo (alleen middenblad) werd de Gorge de Trevezel genomen (Jaap, Frank, Marcel en ik). De benen gingen hier al verdomd veel pijn doen, en halverwege de klim was de 1e afvaller een feit. Jaap, die zich de hele week had gepijnigd met intervaltrainingen bergop, gaf elke keer een snok als ik van kop kwam en net probeerde bij te komen. Toen Frank dat ook nog eens deed op 10 km voor de top, moest ik er echt af. Dit soort vlakke lange klims liggen mij niet. Met veel moeite heb ik Jaap weer bij weten te halen. Daarna kon ik op kop niet echt een hoog tempo onderhouden, terwijl Jaap dat wel kon. Of was hij bereid veel dieper te gaan? Vlak voor de top heb ik het nog geprobeerd, maar bij zijn laatste versnelling tegen de wind in blokkeerden mijn benen definitief. Zo'n halve minuut voor me kwam hij na Frank als 2e boven, en ik heb daarna languit in het gras liggen mijmeren over de laatste 10 kilometer.

Dick en Frans deden het zoals gezegd wat rustiger aan. Ruim 40 minuten na Frank vochten zij nog een strijd uit om de posities. Frans moest weer méér zijn best doen om Dick krap voor te blijven.

De heldendaden van allen zijn op de foto vast gelegd door Coja. Gelukkig is het weer veel beter dan de dag er voor. Goede temperatuur, wel wat wind.

Na een kleine pauze op de top (waar Jaap en Frank enkele bekenden ontmoetten uit hun roeileven), dalen we af via Cabrillac en nog een klein klimmetje over de Col de Pejuret verder naar Meyrueis. Dalen is een feest, ondanks de behoorlijke wind tegen. De Col de Pejuret door Tim Krabbé beschreven als: De bodem van een vals plat omlaag, het begin van een vals plat omhoog. De col waar Roger Rivière 15 meter naar beneden viel en zijn ruggegraat brak. Roger een groot talent, op zijn 24-ste al een paar keer wereldkampioen achtervolging en houder van het werelduurrecord (bron: De Renner). In Meyrueis nog een keer verzamelen en daarna als peletonnetje en met lekker vals plat naar beneden door het dal van de Jonte naar La Caze (ons beginpunt van de Ronde uit De Renner) voor de laatste klim omhoog. Frans geeft zich nu echt gewonnen (of is moe tussen de oren) en ziet Dick langzaam voor zich uit verdwijnen. Boven staat Dick te wachten onder het motto: samen uit samen thuis na alle gevechten tegen de zwaartekracht.

Met de extra afdaling aan het begin om op het parkoers te komen en diezelfde klim omhoog: totaal 160 kilometer.

Vrijdag

Frank, Marcel en Coen maken nog een slagje over de Causse Noir, zakken af naar de Dourbie en weer terug. Pieter rijdt ook nog een stukje solo om het af te leren. In de middag bekijken Jaap, Coja, Mark, Dick, Coen en Frans de nieuwe brug over de Tarn bij Millau. Pijlers van 345 meter hoog, een overspanning van 2,5 kilometer met slecht zeven pijlers. Een fraai staaltje van een FPP (Frans Prestige Project) en ingenieurswerk.

’s Avonds einddiner in de lokale auberge. Heerlijk eten met veel lokale kruiden en huisgestookte “poire” uit een Perrierfles. Frans gaat met een fles champagne naar huis als dank voor de organisatie (waarvoor weer dank!).

En dan: zaterdag terug, 1100 km.

Was het de moeite waard?

Frank:

Een week Cevennen, voor mij onbekend terrein. Prachtig landschap, niet alleen de gorges maar zeker ook de hoogvlaktes, de causses. Een perfect onderkomen met afwasmachine. Een prima gezelschap. ‘s Avonds voetbal op de buis. Lekker weer. Een floracursus door Mark. Goed eten en drinken. Uitslapen tot soms 9 uur (tja, ik heb jonge kinderen). Wat wil een mens nog meer ?! O, ja fietsen...

De klimmetjes waren niet te lang zodat we behoorlijk lekker als groep hebben gefietst. Het ontbreken van een cyclo heb ik ter plekke niet als gemis ervaren. Ter compensatie ben ik omhoog vaak maximaal gegaan. En de laatste 30 km van de ‘Ronde van de Mont Aigoual’ op donderdag waren we echt wielrennertje aan het spelen... Op de Achterdijk lukt demarreren me nooit, hier lukte het wel, op ongeveer dezelfde plek als Krabbé...? Boven beloond met prachtig uitzicht. Ook al voelde de week bij thuiskomst als drie weken – het was veel te kort! Maar gelukkig kan ik ‘De renner’ nu gebruiken om herinneringen op te roepen…

Mark:

Deze week verliep echt anders dan eerder zoals bij de Marmotte. Geen gedoe met bandjes en remmen, energiereepberekeningen, doorkomsttijden spreadsheets, zenuwachtig gedoe de avond tevoren, etc, etc. Het was heerlijk relaxed fietsen (en wachten op elkaar) in een nog heerlijk rustige streek met een prachtige flora, uitgebreid lunchen (gewoon met wijn), weer stukkie fietsen, daarna chips en bier, en na het samen eten samen voetbal kijken. Wat wil een man zonder familie-lasten nog meer? Volgend jaar iedereen mee? Fietsen, dat doe je alleen en samen.

Met dank aan allen die deze week tot een groot genoegen hebben gemaakt, met bijzondere dank aan Tim Krabbé voor de inspiratie.


Frans Moltzer